dinsdag 22 november 2016

Wat men met een kardoen kan doen

Op het tuintjes-complex waar ik mijn postzegeltje (40m2) duurzame voedselproductie beoefen, teelt iedereen biologisch. Dat is daar verplicht. In heel veel van die biologische tuintjes zie je een prachtige, rijzige plant staan met grijsgroen, diep geveerd blad. In de zomer komen er mooie paarse bloemen aan, die zeer geliefd zijn bij bijen en hommels.
Dat is de kardoen.
De kardoen is een zg. Vergeten Groente en vermoedelijk is dat de reden dat je 'm zo veel ziet. De mensen die biologische tuintjes hebben, zijn vaak ook de mensen die de slowfood-beweging een warm hart toedragen, die voorstander zijn van seizoensgroente en biodiversiteit en niet zelden zien zij zich ook als mede-beheerders van de genenbank die ons voedsel produceert. Vergeten groente? Planten die hap!
Zelf ben ik ook zo iemand, dus ik heb 'm ook staan. Altijd als ik op mijn tuintje kom, geeft hij me een warm gevoel. Wat een mooie plant! En wij ontrukken, met z'n allen, deze fraaie groente toch maar mooi aan de vergetelheid!
Maar na een paar jaar gaat het toch knagen: ik hebt een grote groente staan en ik knaag er niet aan.
Hoe eet je dit ding?
Experimenteren maar!
Op het web zijn wel wat kardoen-recepten te vinden, maar die zijn lang niet allemaal toegesneden op een vegetarische levensstijl, of moeilijk te maken, of niet zo lekker.
Daarom hieronder een paar makkelijke, snelle eigen recepten.
Maar eerst: hoe oogst je een kardoen?
De vraag hoe laat zich eigenlijk vooral vertalen naar de vraag: wanneer?
Welnu, de kardoen is een wintergroente. Je hoort wel eens dat je kardoenen moet bleken, maar dat is helemaal niet nodig. Wat je moet doen is: oogsten van november tot maart. In die periode heeft-ie een heerlijke artisjokken-smaak, wat niet zo vreemd is want hij is familie van de artisjok. Zéér naaste familie. Eigenlijk verdenk ik hem ervan gewoon een artisjok te zijn.
In de zomer smaakt het ding ook naar artisjok, maar dat proef je nauwelijks want dan is hij nogal bitter.
Dus: hele zomer laten staan, energie laten verzamelen, aan het eind van de zomer al het blad afsnijden of gewoon wachten tot het afsterft, en dan in de winter de nieuwe groei eten. Je trekt of snijdt er een paar mooie grote bladeren af, liefst de licht-grijze want die zijn het jongst en dus het smakelijkst.
Binnen twee dagen opeten, want het spul wordt snel slap en bruin.
Maar hoe eet je dan een kardoen?
Wat je eet zijn de blad-ribben. De rest van het blad gaat op de composthoop, of gewoon in de tuin als mulch, want de kardoen is niet alleen een groente en een hommelmagneet maar ook nog een bio-accumulator, dat wil zeggen een diep wortelende plant die voedingsstoffen uit de grond naar boven haalt en opslaat in bijvoorbeeld zijn blad. Blad op de grond = goed voor de bodem.
Je snijdt de zijkant van de bladribben af, daar zitten vaak zachte stekels aan want de kardoen is familie van de distel. Meer naar boven toe houden de stekels op en begint het eigenlijke blad. Dat snijd je dus ook weg. Nu houd je een dikke, bleekselderij-achtige stengel over. Die wordt heel snel bruin, wat geen invloed heeft op de smaak maar als je geen vies-bruin kleurtje wilt, leg je de stengel in water waaraan wat citroensap of azijn is toegevoegd.
De bladribbe heeft lange, vezelige draden waar je geen last van hebt als je 'm in heel dunne plakjes snijdt, pak 'm beet een halve centimeter of minder. Ikzelf snijd meestal de bladribbe eerst over de lengte in drie of vier slierten, en die slierten gaan dan in de hierboven genoemde dunne plakjes. Dan houd je dus heel kleine stukjes over.

Met die kleine stukjes maken wij vervolgens:
1. risotto met wortel en kardoen
ingrediënten:
250gr risottorijst
3 bladeren kardoen
1 kleine winterwortel
1 ui, fijn gesneden
1 teentje knoflook, zeer fijn gesneden
1 l bouillon
scheut witte wijn
tijm en peper naar smaak
100 gr parmezaanse kaas, vers geraspt
Olijfolie

bereiding:
snijd de kardoen in kleine stukjes, zoals hierboven beschreven. Ga ik niet opnieuw uitleggen.
Snijd de wortel over de lengte in vieren, daarna in dunne plakken.
Fruit de ui in de olijfolie, voeg vrij snel de wortel en de helft van de tijm toe.
Bak al roerend tot de wortel iets zachter begint te worden.
Voeg knoflook en kardoen toe, bak nog een minuut en voeg de risottorijst toe.
Als de rijstkorrels min of meer warm zijn, voeg je eerst de witte wijn toe. Blijf roeren tot de wijn geheel is opgenomen/ verdampt. Voeg dan, lepel voor lepel, de bouillon toe. Steeds wachten tot de bouillon is opgenomen voor je een nieuwe lepel toevoegt en blijven roeren, anders bakt de zaak aan.
Als de rijst min of meer gaar is voeg je de rest van de tijm, de peper en de parmezaanse kaas toe. Nog even goed doorroeren en smakelijk eten!

2. Penne met kardoen-roomsaus
ingrediënten:
300 gr. penne (of andere pasta als dat je voorkeur heeft)
4 bladen kardoen
250ml bouillon
1 ui, fijn gesneden
2 teentjes knoflook, zeer fijn gesneden
125ml creme fraiche
2 eetlepels peterselie (of, als je net als ik te lui bent om steeds weer peterselie te planten en dus liever vaste planten gebruikt: loof van de Aardkastanje (Bunium bulbocastanum))
olijfolie
Zout en peper naar smaak
100 gr parmezaanse kaas, in snippers

Snijd de kardoen in kleine stukjes als hierboven beschreven.
Breng de bouillon aan de kook en doe de kardoen hierin.
Kook de pasta zoals op de verpakking beschreven staat.
Fruit ui en knoflook. Als de ui glazig wordt, schep je met een schuimspaan de kardoen uit de bouillon en voegt hem toe aan de ui en knoflook.
Voeg de creme fraiche toe en draai het vuur zacht. Als de saus te droog wordt, voeg je wat van het kookvocht van de kardoen toe.
Als de penne gaar zijn, giet je ze af. Dan roer je de saus en de peterselie erdoor, evenals zout en peper. Op borden scheppen en bestrooien met snippers parmezaanse kaas.

Zoals u ziet, twee Italiaans aandoende recepten. De kardoen is afkomstig uit Italië, vandaar.
Succes ermee!

zondag 24 februari 2013

Wanneer? Waarheen? Hoe?

Het is februari, en voor mensen die hun leven op een enigszins georganiseerde wijze proberen te leiden wil dat zeggen dat dit de beste tijd is om na te denken over de zomervakantie.
Zelf ben ik niet erg georganiseerd, en ik geef niet zo veel om reizen, maar voor sommigen in mijn gezin ligt het anders. Dus ook ik denk na over mijn, of liever gezegd onze, zomervakantie. Wanneer? Waarheen? Hoe?
Op het gebied van het wanneer ben ik mak als een lammetje. Aan het wanneer zitten geen duurzame kanten.
De duurzame aspecten van het waarheen zijn vrij eenvoudig uit te vogelen. Een verplaatsing van een kilometer kost een bepaalde hoeveelheid brandstof en levert dientengevolge een bepaalde hoeveelheid vervuiling op. Elke kilometer die je verder van huis gaat, maakt je vakantie minder duurzaam.
Het allerbelangrijkst is natuurlijk het hoe. De keuze van je vervoermiddel, díe zet nog eens zoden aan de dijk!
Wie met de fiets op vakantie gaat kan zover weg rijden als hij maar wil zonder zich druk te maken over wat hij uitstoot aan CO2 en fijnstof.
Mijn goede vader fietste, toen hij de zestig al ruimschoots gepasseerd was, fluitend van Palermo naar Nijmegen. De meesten van ons, laten we heel eerlijk zijn, zouden dat ook kunnen. Alleen niet fluitend. En we zouden er, ongetraind als de meesten van ons nu eenmaal zijn, waarschijnlijk twee keer zo lang over doen als die eerbiedwaardige grijsaard. Maar het kán. De enige vervuiling die je veroorzaakt bestaat uit de deeltjes rubber die onderweg van je banden afslijten, en het extra voedsel dat je moet nuttigen om genoeg energie te krijgen. Dat laatste is, gezien de obesitas-epidemie, waarschijnlijk geen relevante overweging: voor de meeste mensen komt het er niet op aan extra voedsel te eten, het komt erop aan het teveel aan voedsel dat ze nu binnenkrijgen, daadwerkelijk te gebruiken. Dat is nog niet helemáál klimaatneutraal: het teveel aan voedsel wordt omgezet in warmte (zweten!) en bewegingsenergie (die grotendeels ook weer omgezet wordt in warmte), maar dat is waarschijnlijk te weinig om echt invloed te hebben op de klimaatverandering. Een veel groter effect is dat de lichaamsbeweging je gezond houdt, en dat je dus langer doorleeft. Leven, voor de hedendaagse mens, is vervuilen; voor het milieu is uw gezondheid een kleine ramp. Maar verdorie, je mag ook wel eens egoïstisch wezen.
Overigens, voor wie het zich afvroeg: mijn vader heeft niet zijn hele leven in Palermo gewoond. Hij is er met het vliegtuig heengegaan en toen teruggefietst.
Dat was dus niet zo'n duurzame vakantie. Dat vliegtuigen grote hoeveelheden CO2 uitstoten hoeft nu toch waarachtig niet meer vermeld te worden. Dat ze ook nog veel kwaad doen door het uitstoten van stikstofoxiden, die de vorming van ozon veroorzaken is ook wel bekend, maar er mag nog af en toe aan herinnerd worden (Huh? We hadden toch juist een gat in de ozonlaag? Dan is wat extra ozon toch een goede zaak? Nee. De ozonlaag met zijn roemruchte gat bevindt zich in de stratosfeer. Vliegtuigen vliegen lager dan dat, namelijk in de troposfeer, waar ozon werkt als broeikasgas.Locatie is alles; een stuk betonijzer in je balkon voorkomt instorting, een stuk betonijzer in je hoofd is domweg onplezierig.)
Onlangs stuitte ik op het volgende flauwekul-argument:
Dat vliegtuig vliegt toch wel, of je er nu in zit of niet, dus vliegen veroorzaakt geen gram extra CO2. Een reis met de auto wel. Dus je kunt met een gerust hart in het vliegtuig stappen.
Afgezien van het feit dat dit argument op een onwaarheid is gebaseerd - elke kilogram die een vliegtuig verplaatst kost extra energie, dus extra brandstof, dus je aanwezigheid levert wel degelijk extra CO2 op - en een stropop aanvalt - de keuze om niet te vliegen is in de eerste plaats een morele; je kiest ervoor om niet medeschuldig te zijn aan het opmaken van onze natuurlijke hulpbronnen en het veroorzaken van klimaatverandering. Je persoonlijke keuzes zullen binnen het gedrag van de mensheid als geheel nooit zoden aan de dijk zetten, maar als er ooit iemand (bijvoorbeeld je kind) aan je vraagt: waarom hebben jullie destijds de boel zo in het honderd laten lopen? Dan zul je toch in elk geval kunnen zeggen: Jullie? Hoezoe, jullie? En dat is ook wat waard - en de economsche realiteit negeert - minder vraag naar vliegtuigen resulteert in minder vliegtuigen - is het geen argument vóór vliegen. Het is een argument tégen de auto.

Over de auto volgende week meer.

zondag 10 februari 2013

Geld en goed

Wie in de afgelopen week ook maar één keer naar een journaal heeft gekeken, heeft het wel meegekregen: Boem! Daar ging weer een grote bank.
De oorzaken van de financiële crisis, en het verband met de veel grotere energie- en ecologie-crises, zijn complex en uitgebreid en ik zal er niet te veel op ingaan; dit blog richt zich immers op het opbouwen van je duurzame bestaan, vanaf de grond, en niet op de ijle hoogten van de internationale politiek en economie.
Zelf heb ik een spaarrekening bij de SNS-bank. Of liever gezegd, bij een van haar dochterondernemingen, de ASN. De ASN is een van de twee kleine, duurzame banken die Nederland rijk is. Hierbij moet worden aangetekend dat de ASN, sinds de fusie tussen Reaal en SNS in 1997, strikt genomen niet echt klein is. En ook niet echt duurzaam. Het is het duurzame frontje van de SNS, één van de minder duurzame grote banken.
De andere kleine duurzame bank, Triodos, is wél echt klein. Daar heb ik ook geld weggezet, maar dat levert helaas een fors lagere rente op.
Enkele jaren geleden vroeg ik bij de Triodos bank waarom hun rente zoveel lager was (een half procentpunt, wat op 2 procent nog best een hoop verschil maakt). Het antwoord was, voor een financiële leek als ik, verrassend: "SNS verkeert in zwaar weer, meneer, die moeten meer geld ophalen om aan de nieuwe regels te voldoen."
Het rentepercentage was dus niet alleen afhankelijk van de rendementen die de bank met mijn geld maakte, maar ook van de urgentie van de kapitaalbehoefte van de bank!
Het is een vreemde wereld.
Nu moet ik opeens denken aan een brief die ik afgelopen zomer ontving. De precieze strekking weet ik niet meer, maar het ging over mijn beleggingen in tropisch hardhout via de firma Goodwood. Die waren min of meer waardeloos geworden.
Gelukkig heb ik nooit belegd in Goodwood.
Wel heb ik een tijdlang gezocht naar een pensioenvoorziening en een arbeidsongeschiktheidsverzekering. Moet je zelf regelen, als kleine zelfstandige. Ik wilde e.e.a. op zo duurzaam mogelijke wijze regelen en ging op zoek naar een 'groene' financieel adviseur. Die vond ik, maar de beste man had eigenlijk maar één product in de aanbieding en dat was: beleggen in Goodwood. Dat leverde goed geld op, er zaten zelfs garanties bij dus er kon niks misgaan, de rendementen waren hoog...
Gelukkig heb ik verstandige vrienden, die mij uitlegden (op de toon waarop je een driejarige toespreekt) dat garanties op hoge rendementen niet bestaan. Let op, zei mijn vriend: grote banken hebben grote en hoogopgeleide, gespecialiseerde afdelingen die de hele dag bezig zijn met het analyseren van risico's. Als die een belegging vinden waarmee je zonder risico een hoog rendement kunt halen, dan blijft die belegging niet lang beschikbaar voor de gewone consument.
Dus. Als jij, als consument, een hoog rendement kunt halen, dan weet je dat het risico groot is.
Kun je beter niet doen.
Ik ga er nog altijd van uit dat mijn adviseur goede bedoelingen had. Net als de firma Goodwood. Want er zíjn hardhoutplantages aangelegd, en herbossing ís ontzettend belangrijk.
Maar hoge rendementen halen op een duurzame manier, dat gáát gewoon niet.
Het meeste geld wordt verdiend met projecten als wapenhandel en illegale houtkap.
Het állermeeste geld wordt verdiend met drugs en mensenhandel.
Het minste wordt verdiend met leningen aan arme keuterboertjes, gecertificeerde bosbouw, biologische landbouw en noem het allemaal maar op.
Wie moreel wil handelen, moet zich verzoenen met lage verdiensten.

Geen enkele spaarrekening levert ook maar half zoveel op als mijn hypotheek me kost.
Drie keer raden wat ik met mijn spaargeld doe.

zaterdag 2 februari 2013

Het Hongergat

Voordat het een manager-codewoord was voor 'probleem', of meer specifiek voor 'toestand op de werkvloer waar jij, als werknemer, een hekel aan hebt maar die ik, als manager, toch ga veroorzaken', betekende het woord 'uitdaging' dat iemand je opriep tot een gevecht of een wedstrijd.
Af en toe is het, helaas, nodig dit soort dingen hardop uit te spreken als we onze geestelijke gezondheid willen bewaren in een samenleving waar het managment-wezen zich, als koudvuur, een weg naar binnen vreet.
Dus als ik vandaag schrijf over een uitdaging, beste lezer, hoop ik dat u begrijpt dat ik het niet wil hebben oven een probleem waarmee ik mezelf geconfronteerd zie, en ook niet over een probleem waarmee ik u confronteer; ik heb het over een vriendschappelijk wedstrijdje dat ik met u wil aangaan.
Een wedstrijdje dat gaat over eten van het seizoen - dat vind ik nu eenmaal interessant.
Het geval wil namelijk dat wij het Hongergat beginnen te naderen. Ik heb geen idee of dit een bona fide Nederlands woord is, overigens; het is een vertaling van het Engelse 'hunger gap', waarmee die periode van het jaar wordt aangeduid dat er geen voedselgewassen van het veld komen en de voorraden van het vorige jaar beginnen op te raken. We zijn er nog niet helemaal, strikt gesproken: gisteren heb ik nog een aardige hoeveelheid prei gestoken, in de voortuin staat nog een restje veldsla en in volkstuintjes kunnen we hier en daar nog boeren- en spruitkool zien staan.
Overigens: wie zich afvraagt hoe gehate groenten als spruitjes en spinazie zich zo diep in het Nederlandse menu hebben kunnen nestelen, kan hierin het antwoord vinden; spruitjes zijn, in ons klimaat, oogstbaar tot in maart, en spinazie is te plukken vanaf april. De enige reden dat deze twee groenten in veel huishoudens tot het verleden zijn gaan behoren is dat we inmiddels krankzinnige hoeveelheden energie steken in het consumeren van voedsel dat geproduceerd is op een ander halfrond, of dichterbij maar in een warmgestookte kas.
Wie duurzaam wil eten, laat echter de verse kas-tomaten en de Keniaanse sperzieboontjes links liggen. Die zit dus vast aan de traditionele, 'vieze'groenten.
Om heel eerlijk te zijn: van spinazie weet ik nog wel het een en ander te maken, maar als het op spruitjes aankomt gooi ook ik de handdoek al snel ik de ring.
Gelukkig zijn er ook nog de traditionele bewaargroenten: groenten die, ook buiten het vriesvak, lang houdbaar zijn en tot ver in het voorjaar gegeten kunnen worden met een minimaal verlies aan smaak en voedingswaarde. Denk aan pompoen, bieten, winterwortelen, bruine bonen en dergelijke.
Aangezien deze groenten zonder extra verbruik van energie bewaard kunnen worden tell ik ze even mee als seizoensgroenten. Dat verbreedt de mogelijkheden om van het seizoen te eten aanmerkelijk, maar in vergelijking met wat we in de supermarkt kunnen vinden blijft het een smalle basis voor een smakelijk en gevarieerd menu.
Wie duurzaam wil eten, moet het seizoensvoedsel weer terug op zijn menu zien te wurmen. Dat is geen sinecure: we zijn gewend geraakt aan lekker en makkelijk eten. Althans, dat geldt voor mijn gezin. De een lust geen enkele kool behalve bloemkool, de ander houdt niet van stamppot of soep, een derde niet van bonen... kortom: vrijwel het gehele Nederlandse wintermenu kan bij ons op woedende protesten rekenen.
Aangezien mijn kinderen binnen mijn kennissenkring beschouwd worden als bikkels die zelden zeuren, vermoed ik dat er gezinnen zijn waar het nog minder makkelijk zal zijn om een seizoensmenu samen te stellen.

Het wordt zo langzamerhand tijd om op de proppen te komen met de aangekondigde uitdaging.
Welnu: ik heb mezelf ten doel gesteld één seizoensgroente te kiezen en die een week lang elke dag op het menu te zetten. Zonder dat het gezin reden heeft tot klagen of protesteren, en zonder twee keer hetzelfde gerecht te serveren.
Ik heb het mezelf makkelijk gemaakt en een lekkere, veelzijdige groente genomen: de winterwortel. Deze week eten wij dus:
Wortels gestoofd in Balsamico-azijn, Wortelsalade, Hartige groentenmuffins (voor groenten lees wortel), Roergebakken wortel met gember en mosterdzaad, Hartige taart met wortels en cashewnoten, Wortel-thijmrisotto en Pannenkoeken.
Voor wie het zich afvraagt: jazeker, ik bak pannenkoeken met een Geheim Ingrediënt, dat zorg draagt voor een prachtige goudgele kleur en bovendien de pannenkoeken, toch al rijk aan eiwitten én vetten én zetmeel nog wat verder de Schijf van Vijf op duwt.
Let wel: dit is niet álles wat ik de komende week eet: ik eet so wie so elke dag twee verschillende groenten, dus er blijft nog genoeg te variëren over.

Mijn uitdaging aan u: neem een wintergroente en zet die een week lang elke dag op het menu, zonder dat uw gezin gaat klagen en zonder het twee keer op dezelfde manier te bereiden. Als u een makkelijke groente kiest, zoals winterwortel of pompoen, dan staan we quitte. Neemt u iets moeilijks zoals spruitjes of boerenkool, dan wint u.
U wint ook als u zeven gerechten bedenkt die op een energiezuinige manier kunnen worden bereid, bijvoorbeeld in de hooikist, want daar ga ik nog een beetje de mist in. Jammer maar helaas; wie moeilijk doet over zijn eerste stap, die komt nooit ergens.

zondag 13 januari 2013

Een nieuw en beter leven: de hooikist.

De eerste helft van januari ligt al weer bijna achter ons, en dat wil zeggen dat het te laat is om nog met goed fatsoen een lijstje met goede voornemens te posten.
Goede voornemens zijn zó vorige week.
Trouwens, goede voornemens moet je niet posten, die moet je uitvoeren. De beste voornemens worden in stilte gemaakt; de rest van de wereld merkt pas aan het resultaat, dat je ze ooit gemaakt had. Wie zijn goede voornemens deelt met zijn naasten, gaat er al van uit dat hij zijn nieuwe, betere leven niet zal kunnen volhouden.
Hij wil helemaal geen nieuw en beter leven. Hij wil gewoon zijn oude, verdorven leven maar dan met, ik noem een volkomen willekeurig voorbeeld, een lager lichaamsgewicht.
Dat kan dus niet. Maar het oude, verdorven leven was zo lékker! Hoe kun je dat vaarwel zeggen?
Simpel, zeggen de goede voornemers: daar gebruik ik mijn vrienden en geliefden voor. Als ik terugval in de verdorvenheid, zullen zij het zien en dan schaam ik me natuurlijk dood. De angst voor die schaamte is een belangrijkere drijfveer dan het hebben van een nieuw en beter bestaan.
Als iemand jou vertelt dat hij wil stoppen met roken, dan weet je dat hij banger is voor jou dan voor de dood. Ergens wel vleiend.
Over mijn goede voornemens zal ik dus zwijgen. Min of meer; ik wil wel graag iets vertellen over mijn werkzaamheden van de afgelopen week, en het is mijn huisgenoten ongetwijfeld opgevallen dat ik harder aan sommige projecten werk dan ik deed in, ik noem maar wat, december.
Zo heb ik gisteren de hooikist eens onder handen genomen. Het ding staat al meer dan een jaar in mijn keuken, maar is nog niet eens half af.
Ik heb voor een grote keukenlade een kist laten maken, bestaande uit twee compartimenten van ieder ongeveer 35x35x35 cm. De meubelmaker gebruikte er een speciaal soort triplex voor, bestaande uit smalle latjes die afwisselend in de lengte en in de breedte aan elkaar zijn gelijmd; dat voorkomt kromtrekken bij (matige hoeveelheden) vocht en/of warmte.
In de compartimenten doe je isolerend materiaal. Alles kan. Ik heb in het verleden hooi gebruikt, en dat werkt prima, maar in mijn gezin rezen er zorgen over Beestjes die vast en zeker hun intrek zouden nemen in dit organische materiaal. Ik heb in twee jaar hooikisterij geen Beestje gezien; ook toen ik uiteindelijk besloot ander materiaal te gebruiken, en het oude hooi dus verwijderde, werd ik geconfronteerd met precies nul Beestjes. Hooi is dus prima.
Inmiddels gebruik ik echter een mengeling van allerhande afvalmateriaal: piepschuim (als er wel eens iets - wat dan ook - bij je bezorgd wordt, en je houdt niet zo van weggooien, heb je op een gegeven moment een aardige hoeveelheid piepschuim), een oude slaapzak, lakens, een wollen trui... mijn kist is in een voortdurende staat van ontwikkeling.
Op dit moment presteert-ie redelijk: een pan met een liter kokend water is na precies een uur nog 70 graden. Daarmee krijg je de meeste dingen wel gaar; rijst, aardappels, bieten, bonen etc. Ik wil de kist nog iets verder verbeteren (een laagje isolatiefolie tussen pan en piepschuim, bijvoorbeeld) voor ik mij aan pasta waag; resultaten uit het verleden maken mij een beetje huiverig wat pasta betreft.
Ik ben reuze trots op mijn zelf geproduceerde hooikist. Okee, er is een meubelmaker aan te pas gekomen, en in principe had ik ook zelf een kist kunnen timmeren, van afvalhout. Dan had-ie nul euro gekost. Maar dan was-ie ook wel een stuk minder mooi geweest.
In ieder geval: je kunt 'm dus zelf maken voor nul euro, en je bespaart er serieus gas mee.
Er is ook een alternatief op de markt dat je niet alleen het werk bespaart, maar dat ook veel minder ruimte in beslag neemt in je keuken: een lezer wees mij onlangs op de Hooimadam. Toevallig presteert die precies even goed als mijn kist: 70 graden na een uurtje. Kost meer dan nul euro, natuurlijk, maar ze is geheel van stof dus makkelijk op te bergen, en wordt lekker makkelijk thuisbezorgd. Zonder piepschuim verpakkingsmateriaal.

zaterdag 29 december 2012

De vijf duurzaamste dingen van 2012

Wat doe je in de laatste blogpost van het jaar? Terugblikken natuurlijk!
En hier op Groene Voeten blik ik terug op de duurzame kanten van het leven in 2012.
Om precies te zijn: op de duurzame kanten van mijn leven, want nog maar weer eens melden dat er weer een ronde klimaatbesprekingen de mist in is gegaan, en dat Nederland inmiddels het smerigste jongetje van de Europese klas is, is
A) saai, omdat je dat bericht elk jaar wel kunt plaatsen, en
B) laf, omdat de verandering naar duurzaamheid niet aan vergadertafels maar aan keukentafels wordt gemaakt. De wereld zul je zelf moeten veranderen; niemand anders gaat het voor je doen.
Daarom hierbij: de top vijf van manieren waarop ik mijn leven duurzamer heb gemaakt in 2012.

Op 1, met stip: de houtkachel! Niet dat ik die dit jaar heb laten installeren; dat was eind december 2011. Maar dit jaar heb ik 'm in gebruik genomen, ik heb een houtopslag in de tuin gemaakt en een groot deel van de lente en herfst heb ik hout gestookt in plaats van aardgas. En bovenal: ik heb mijn kachel leren gebruiken. Elke kachel en elke schoorsteen is anders, en de combinatie warme kamer+volledige verbranding+laag houtverbruik bereik je pas na veel oefening.

Op 2: de tuin. Niet alleen heb ik dit jaar een tweede groentenbed in productie genomen, waarvan ik smakelijke spinazie, koolrabi en pompoen heb kunnen smikkelen waar geen vervoerskilometer aan te pas is gekomen, ook heb ik me te pletter gelezen over permacultuur en Bio-intensieve tuinbouw, een volkstuin gehuurd voor het komende jaar, struiken en heesters ontworteld om volgend jaar mijn hele voortuin in productie te nemen en zaad en zaailingen besteld voor het komende jaar. (Ik speel hier een beetje vals... als ik al deze voorbereidingen tot vrucht laat komen in 2013, staan ze volgend jaar weer in mijn top vijf)

Op 3: de ledlampen. Een groot deel van mijn huis wordt inmiddels met LED verlicht. Serieuze besparing op elektriciteit!

Op 4: de hooikist. Die is nog niet helemaal af, maar al wel volop in gebruik. Ik heb niet geteld hoeveel pannen rijst, soep, bieten etc. ik daarin heb gekookt en wat ik daarmee aan gas heb bespaard, maar het is aardig wat.

Op 5: Hmmm... moeilijke keuze! Verschillende kleine verbeteringen strijden om deze laatste plek. Ik hou het op: de jam. Ik heb mezelf aangewend om in de herfst zelf jam te maken van kleinfruit uit de tuin (de kiwi's!) of uit het openbaar domein (bramen, van een overwoekerde groenstrook waar er zoveel groeien dat zelfs de plaatselijke vogelpopulatie ze niet allemaal op krijgt. Dat laatste is wel een voorwaarde om van duurzaam te kunnen spreken, overigens.) Sinds Augustus geen potje jam meer gekocht. De voordelen zijn evident: geen vervoerskilometers en duchtige recycling van jampotjes. De nadelen (energieverspilling door kleinschaligheid) zijn hopelijk kleiner dan de voordelen, maar uitgerekend heb ik het niet en daarom: de laatste plaats.


En jij? hoe is jou leven duurzamer geworden in 2012?

zondag 23 december 2012

Bizarre uitjes

Gisteren zag mijn huishouden een aardige samenloop van omstandigheden: het einde van het groeiseizoen van 2012, en het begin van dat van 2013.
's Avonds stond er veldsla op het menu: het laatste voedsel dat er nog groeit, in mijn tuin. Mijn gezin heeft een collectieve hekel aan vrijwel alle kolen, wat wil zeggen dat oer-hollandse winterdelicatessen zoals boerenkool en spruitjes uitgesloten zijn van deelname aan mijn tuintje.
Aardperen, die ik in het verleden tot in januari heb kunnen oogsten, komen er ook niet meer in. Zelf vind ik dit aardige knolletje zeer smakelijk, maar in mijn gezin wordt daar door sommigen heel anders over gedacht. En mijn enige medestander in dezen krijgt er buikpijn van, dus die ziet de aardpeer ook liever gaan dan komen.
Met prei zou ik nog wel weg kunnen komen, mits met mate toegediend, maar die stond dit jaar domweg niet in mijn teeltplan. Ik heb maar een paar vierkante meter tot mijn beschikking.
Volgend jaar wordt dat radicaal anders. Ten eerste gaat de voortuin op de schop en ten tweede heb ik een volkstuintje gescoord.
Mijn voortuin wordt volledig omgebouwd tot productiemiddel. Fruitbomen, groentebedjes en een paar knotboompjes voor geriefhout. Dat laatste, eerlijk gezegd, voornamelijk omdat ik het woord 'geriefhout' een pracht van een woord vind. Dat krijg je, als je een schrijver een tuin laat bedenken.
Het volkstuintje is een iets ander verhaal: dat ga ik gebruiken om te experimenteren met een oude indiaanse teeltmethode, de zg. 'Three Sisters'. In die methode plant je mais, bonen en pompoenen door elkaar, en dat zou elkaar dan enorm goed moeten helpen en tot grote groeiprestaties opzwepen. De stengels van de mais dienen als staken waarlangs de bonen op kunnen klimmen, de bonen leggen stikstof vast in de bodem waar de mais en de pompoenen van kunnen mee-snoepen, de pompoenen houden met hun grote bladeren het onkruid in toom, kortom, als het goed is heb je er de hele zomer geen omkijken naar en is het daarna overvloedig oogsten geblazen.
Voor al die plannen heb ik natuurlijk zaaigoed nodig, en dat heeft de onvolprezen firma Vreeken keurig netjes naar mij opgestuurd. Gisterenmiddag kwam mijn bestelling aan; dat is wat ik bedoelde, toen ik zei dat het groeiseizoen van 2013 voor mij al begonnen was.
Het meest in mijn nopjes was ik met de ongebruikelijke ui-achtigen die ik besteld had. Daslook, Oerprei en St.-Jansuitjes - die eerste ken ik slechts van horen zeggen, de andere twee ken ik helemaal nérgens van. Ik heb ze voornamelijk aangeschaft om ze onder de fruitboompjes te zetten - het schijnt dat planten uit de uien-familie, met hun sterke geur, ongedierte (lees: bladluizen) zodanig in de war brengen dat de arme beestjes de boom niet meer kunnen vinden.
Tussen de bizarre uitjes komt rode klaver te staan, ook weer een stikstof-binder, die mijn fruitboompjes zal doen groeien als kool. Heb ik ergens gelezen.

Hmmm. Ik heb nu al drie keer een voorbehoud moeten maken. Mijn plannen zijn wel erg afhankelijk van wat ik zoal gelezen heb over Permacultuur, en ik weet nog heel goed wat het resultaat was, de vorige keer dat ik mij verliet op wijsheid-van-horen-zeggen.
Volgend jaar, zo rond oktober, weet ik pas hoe het verhaaltje verder gaat.
Dat is een beetje de ellende van tuinieren: de leercurve kan niet sneller stijgen dan het ritme van de seizoenen toestaat.
Of je moet een tuin in Zuid-Afrika nemen, zodat je op twee halfronden tegelijk kunt experimenteren. Dan gaat het twee keer zo snel.
Maar dan moet je wel heel veel vliegreizen maken, dus van duurzaamheid is dan geen sprake meer.